oh en ah 1.0
kreet van verbazing, verlangen, verdriet, woede of genot
Algemene voorbeelden
'Een aantal jaren geleden was het als je met verkeer aankwam een boel oh en ah, maar tegenwoordig staat het hoog op de agenda.'
De jurk [...] was voor een duizelingwekkend bedrag gemaakt door een Italiaanse ontwerper op Madison Avenue, bij wiens naam iedereen oh en ah riep, maar die Helen niets zei.
Lisa bloost. Ze schaamt zich als ze beseft dat ze jaloers op Johan is om zijn schilderijen. Hij schept. En iedereen komt kijken en oh en ah roepen en er iets van vinden.